5a Rijnsburgse uien

Terug naar venster

Tuinbouw

Hoe het begon
Vanaf de eerste bewoning in onze streken bewerkten de boeren kleine akkers.
De geteelde gewassen vormden het voedsel voor de eigen gemeenschap. Het menu bestond in die tijd uit graan, erwten, bonen en enkele groente- en fruitsoorten.
Toen de bevolking toenam begonnen sommige boeren ook voor de stadsbewoners, vooral die van Leiden, te kweken.
Er ontstond een eenvoudige vorm van ruilhandel.

Het leenstelsel
In de vroege middeleeuwen bestond het leenstelsel.
Dit hield in dat de vorst gebieden in bruikleen gaf aan leenmannen (graven), die op hun beurt weer zogenoemde hoven in bruikleen gaven aan de heer van een gebied.
Dit werd het  hofstelsel genoemd. De hoven werden bewerkt door onvrije, aan de grond gebonden ‘horige’ boeren. Die mochten ook een stukje grond voor hun gezin bewerken.
Dit was dus een vorm van slavernij.

Land- en tuinbouw
Rond het jaar 800 bevorderde Karel de Grote het telen van meer soorten groenten en fruit.
Ten noorden van de Vliet werd hiervoor een stuk grond aangewezen.
Er ontstond een belangrijk tuinbouwgebied, wat ook het drijven van handel tot gevolg had. Een belangrijke stimulans voor tuinbouw en handel was rond 1125 de stichting van de Rijnsburgse abdij met het daaraan verbonden klooster.
Het klooster kreeg van de adel grote landerijen ten geschenke.
Door de land- en tuinbouw op deze landerijen kreeg de abdij veel invloed. Voor de bevolking buiten de kloostermuren werden als gevolg daarvan de land- en tuinbouw steeds belangrijker als middel van bestaan.
Door de oorlog met de Spanjaarden liepen tijdens het beleg van Leiden in 1574 de landerijen veel schade op.
Nadat de oorlogsschade was hersteld, kwam de landbouw weer snel tot bloei. Een nieuw gewas dat in die tijd op de markt kwam was de aardappel, die uit Zuid-Amerika afkomstig was.
De teelt van vlas werd naar dit gebied gebracht door Vlamingen die voor het oorlogsgeweld in de Zuidelijke Nederlanden waren gevlucht. Vlas was de grondstof voor laken, een viltachtige geweven wollen stof in één kleur.
In Leiden kon daardoor de lakenindustrie tot bloei komen.
Een bekend gewas werd de Rijnsburgse ui, die tot in het buitenland bekend werd.
Het leverde de  Rijnburgers de bijnaam ‘Uien’ op.

Bollenteelt
Een andere activiteit waarmee mensen in de Oude Rijnmond hun brood verdienden was de bollenteelt.
Deze teelt was rond Haarlem in de zestiende eeuw bescheiden begonnen en breidde zich daarna langzaam in zuidelijke richting uit, tot aan de regio rond Rijnsburg en Katwijk.
De bollenteelt werd belangrijk nadat in 1880 de waterstand beter kon worden beheerst door een nieuw stoomgemaal.

Vindingrijk
Het ging de tuinders niet altijd economisch voor de wind.
In het midden van de negentiende eeuw kwamen er steeds meer gewassen uit het Westland: daar was men inmiddels kassen gaan bouwen.
Hierdoor werd het mogelijk om steeds vroeger in het voorjaar met zomergroente op de markt te komen.
De vindingrijke tuinders van Rijnsburg zaten echter niet stil en zochten naar nieuwe mogelijkheden. In 1853 werd een terrein in gebruik genomen waar bloemkool werd schoongemaakt en ingezouten, en vervolgens naar het buitenland verscheept.
Verder werd de verkoop steeds vakkundiger aangepakt.
De vroegere groenteveilingen in de regio en de tegenwoordige bloemenveiling Flora zijn daar het bewijs van.

Tip: Het museum van Oud Rijnsburg Oude Vlietweg 6 te Rijnsburg, toont de geschiedenis van Rijnsburg inclusief die van het agrarische bedrijf aldaar.